BONAIREAANSE FAMILIES VAN 1700
TOT 1900
Met
de eerste versie van deze website wil ik met de Bonaireaanse gemeenschap het resultaat delen van een genealogisch onderzoek gedurende
de jaren 1993 tot 2006. Hierna kunnen vernieuwde versies volgen, waarin interpretaties
van anderen zijn opgenomen. Het is mijn wens dat deze site als een platform van
ideeën over de Bonaireaan en zijn geschiedenis gebruikt zal worden en dat
iedere volgende versie bijdraagt aan een meer objectieve benadering van de
geschiedenis van Bonaire.
Deze
publikatie bestaat uit 2 delen:
Bij
dit onderzoek is uitsluitend gebruik gemaakt van authentieke documenten van het
Centraal Historisch Archief te Curaçao, het Nationaal Archief te Den Haag (voorheen Algemeen Rijksarchief) en het archief van de Burgerlijke Stand van
Bonaire.
De
gegevens over de slaven van de Westindische Compagnie (WIC) komen uit de
inventarislijsten van de WIC in het Nationaal Archief te Den Haag.
Gegevens
over vrije personen en over slaven die hun vrijheid verkregen zijn gehaald uit de registers van Geboorten, Huwelijken en Overlijden te Bonaire
tussen 1830 en 1900.
Gegevens
over gouvernementsslaven (katibu di Rei) en partikuliere slaven (katibu di
Shon) zijn verkregen uit de correspondentie met het Ministerie van Kolonieën,
bewaard in het Centraal Historisch
Archief te Curaçao.
Er
is geen gebruik gemaakt van bestaande studies, interpretaties en publikaties
van Dr. J. Hartog, R.H. Nooijen o.p. en de vele publikaties van Bòi Antoin.
In
de bijlagen is een lijst van aanbevolen literatuur opgenomen.
Dit
deel toont de genealogie van het Bonaireaanse volk onderverdeeld in vier categorieën
van families.
A Slaven van de Westindische Compagnie
(WIC) 1700-1791
B Gouvernementsslaven 1800-1863
C Partikuliere slaven 1800-1863
D Vrije personen 1800-1900
A De
slaven van de WIC zijn nog onder te verdelen in vier groepen:
1.
Slaven die gezinnen vormen en zo als de basis van de Bonaireaanse gemeenschap gelden.
2.
Slaven die in deze periode gekocht zijn.
3.
Slaven met een van oorsprong Afrikaanse naam.
4.
Slaven met een kreoolse naam.
B In 1791 toen de WIC ophield te bestaan zijn alle slaven overgenomen
door het gouvernement en daarom vinden wij deze slaven tot 1863 voortaan op de
inventarislijsten van het gouvernement.
C De derde categorie zijn de particuliere slaven. In 1863
ontvingen alle slaveneigenaren van het gouvernement de som van 400 florin per
slaaf. De borderellen (zie lijst 7) hielpen ons aan gegevens over deze groep
slaven.
D De laatste categorie zijn de vrije personen die na 1791 toestemming
van de overheid hadden gekregen om zich op Bonaire te vestigen.
Werkwijze
samenstelling personenregister.
Om
tot een samenstelling te komen van gezinnen zijn van iedere persoon gegevens verzameld uit drie verschillende
registers. In het dan verkregen register van personen wordt elke persoon geïdentificeerd
met een of meer data, zoals zijn geboorte, huwelijk en overlijden.
De
computer was onmisbaar om vanuit het personenregister, ruim 10.000 namen, tot
afzonderlijke gezinnen te komen.
Personen
die ik niet in gezinsverband kon brengen, zelfs al hadden deze een belangrijke
funktie bij de WIC bijvoorbeeld commandeur of opzichter, komen niet voor in het
systeem.
In
de registers komen ook namen voor zonder voldoende gegevens; zij zijn
vooralsnog niet opgenomen.
Werkwijze
samenstelling families.
In
dit deel is gebruik gemaakt van correspondentie tussen funktionarissen en hun
superieuren, waarin eerstgenoemden verantwoording afleggen over hun werk.
Lijst
1 Verslagen van kapitein en chirurgijn
aan boord van de slavenschepen.
Lijst
2 Plantages te Curaçao; het aantal slaven
en het aantal dieren.
Lijst
3 Overlijden van de slaven.
Lijst 4 Enige slaven en hun werkzaamheden voor het
gouvernement te Curaçao in 1722.
Lijst
5 Slaven op Bonaire in 1744.
Lijst
6 Slaven op Curaçao in 1855, de meesten
afkomstig van Bonaire.
Journalen
van commandeurs na 1828.
Jaarverslagen
van verschillende commandeurs.
Correspondentie
met de de Minister van Kolonieën in Holland.
Edities
van de Curaçaosche Courant vanaf 1822.
De eerste
families te Bonaire.
1. Van
indiaanse afkomst.
Jammer
genoeg kunnen wij de indianen die eeuwen lang ons eiland hebben
bewoond,
niet opnemen in ons systeem. Hoewel zij tijdens de WIC onder een “kapitein van
de Indianen” vielen, zijn ze nergens geregistreerd geweest.
Over
de leefwijze van deze indianen kunnen we lezen in de geschriften van Frans Booi
en de archeologische studies van Jay Haviser.
Publikaties
van R.H. Nooijen o.p. en van Luc Alofs bevatten ook informatie over de indianen
van Aruba en Bonaire. Deze informatie kan in de toekomst ook gebruikt worden om
meer duidelijkheid te brengen over de indiaanse bevolking.
2. Van
afrikaanse afkomst.
De eerste slaven in familieverband werden
geregistreerd in 1744. Op deze inventarislijst komen voor het eerst achternamen
voor. Enkele voorbeelden zijn:
Anthonica, Anthony Bomba, Coffie, Datto, Domacasse, Frans, Goeloe, Janga,
Wanga. Deze namen komen bij mij over als een constructie in alfabetische
volgorde. Zij kunnen tot de eerste gezinnen gerekend worden, omdat enerzijds hun
nageslacht op Bonaire is geboren en anderzijds er geen voorouders van hen op
Bonaire aanwezig waren.
3. Van
europese afkomst.
Al in
1709 is Pieter Boom als onderchirurg werkzaam te Bonaire. Ook zijn er dan 4
ruiters en 1 soldaat.
In
1758 vinden we de namen Theunis Kock, Jan Evertsz, Jan Gijsels, Charles
Bousingh.
In
1764 Michael Römer en Cornelis Boekhoudt.
In
1769 de namen Thielman, Bislik en Daal.
In
1780 de namen Christiaan Dammers en Frans de Jongh.
In
1782 Frans Thode en Semerel.
In
1787 Gerrit Raenes.
Van
deze ambtenaren hebben wij geen gegevens van vrouw en kinderen in de registers
van Bonaire opgenomen. Zeker is dat een aantal van deze Europeanen met een
indiaanse vrouw is getrouwd.
Overdracht Afrikaanse cultuur.
Door
analyse van diverse scheepsladingen (zie bijlage lijst 1) valt het ons op dat
er een significante hoeveelheid kinderen (19%) en zelfs zuigelingen aan boord
waren. Als bij aankomst de meeste volwassen slaven doorverkocht worden aan
landen op het amerikaanse continent, blijven de jonge gezinnen achter in de
lokale plantages (zie bijlage lijst 2). Ergens tussen 1700 en 1744 (zie ook Norbert
Hendrikse) is uit deze groep een aantal gezinnen
op Bonaire geplaatst.
De
slavenschepen vertrokken uit diverse landen aan de Golf van Guinee, zoals Guinea,
Ghana, Dahomey, Kongo, Angola. Daar de slaven uit verschillende landen
afkomstig waren hadden ze geen gemeenschappelijk taal.
Rond
1730 wordt de oude groep slaven op Bonaire aangevuld met jonge gezinnen uit
Curaçao. Zie grafiek hieronder. Deze nieuwe groep vindt weing aansluiting bij
de ouderen vanwege het ontbreken van een gemeenschappelijke taal. Ook zien we
in onderstaande grafiek dat de oude groep in aantal afneemt terwijl de jongere
groep in aantal blijft toenemen. Argumenten voor de stelling dat er weinig
overdracht van cultuur heeft plaats gevonden.
Ontwikkeling van voor- en achternamen
Bij
aankomst van de verschillende schepen werden de volwassenen gebrandmerkt met
een getal, vermoedelijk het nummer van de lading van het betreffende schip. Zie
bijlage 3 en 4.
In
1701 gaat dat getal, op dat moment 100, over in de letters van het alfabet.
Vervolgens onderscheiden wij in de inventaris van 1744
twee soorten namen, een oudere groep met namen met afrikaanse klank (masienga,
mafongo, mabiela) en een jongere generatie met christelijke voornamen en voor
het eerst als achternaam de naam van de stammoeder (Athonica, Bomba, Coffie,
Datto, Domacasse, Frans, Goeloe, Wanga (Guanica).
Als de WIC haar aktiviteiten staakt in 1791 worden
alle slaven overgedragen aan het Gouvernement. Hierna volgt een turbulente periode
van afwisselend bezetting door de engelse en de franse natie. Deze onrustige
tijd eindigt in 1816 als de eilanden
definitief in Nederlandse handen vallen.
In 1816 vinden we een veelvoud van nieuwe familienamen.
Een goede verklaring hiervoor is dat de meeste nieuwe familienamen afgeleid
zijn van voornamen van de ons bekende namen. Enkele voorbeelden:
De familienaam
Emerentiana komt van Francisca Emerentiana Frans (1776).
De familienaam
Regales komt van Martha Regales Frans
(1785).
De
familienaam Bernabela komt van Bernabella Wanga (1781).
Nog meer nieuwe namen ontstaan door manumissie; het
gouvernement geeft een slaaf die vrij komt of zich vrijkoopt een nieuwe naam. Achternamen
als Goedgedrag, IJver en Vlijt zijn hierdoor ontstaan. De achternaam Zustermin
is een nieuwe naam voor een slavin, die borstvoeding gaf aan een kind van de
familie Leseur (zuster).
Partikuliere
slaven krijgen namen die verwijzen naar de eigenaar. Voorbeelden; Seraus, Booi,
Beukenboom, Torbed en Moob zijn afgeleid van de eigenaren resp. Suarez, Boye,
Boekhoudt, Debrot en Boom.
De achternamen Beaumont en Keller lijken te verwijzen naar
franse en duitse voorouders, maar dit is niet het geval. Beaumont werd namelijk
bij manumissie gegeven aan Luis, een zoon van Inees Coffie (1858). Keller werd toegewezen
aan Johannes, zoon van Maria Thomas van Susanna Frans.
Eerder
genoemde Minguel Goedgedrag is de zoon van Anna Dortalina, die zelf een dochter
is van Martha Criool (1776).
De zes kinderen van de slavin Felixiana
Emerentiana worden door haarzelf vrijgekocht tussen 1845 en 1855 en krijgen
achternamen afgeleid van de achternaam van hun moeder t.w. Emer, Merens,
Emerens en de twee codenamen Felister (Filister)
en Wajampibo. Felixiana zelf dient een verzoek in om de achternaam de Palm te dragen,
dit verzoek wordt bij vonnis in 1868 ingewilligd.
Felixiana
Emerentiana behoorde tot een bevoorrechte familie; zijzelf was de huishoudster
van de pastoor en haar broers waren bomba, haar zoon Merens was kapitein en eigenaar van een schip, de dochter Maria Louisa Wajampibo had onroerend
goed en slaven, de dochter Eleuteria is in het klooster getreden en de dochter
Amalia trouwde in 1858 met Eduard Schermer, een van de zoons van Jacob Schermer
uit Curaçao.
Verklaring
van de codenamen Wajampibo en Felister.
WAJAMPIBO;
Als
men de naam Wajampibo in spiegelbeeld leest staat er een combinatie van de
namen egid(ius)willem. Egidius is de vader van Willem Palm (zie de lijst vrije
personen in deel 1). Willem Palm heeft dezelfde leeftijd als Francisca
Emerentiana, de moeder van Felixiana Emerentiana ( zie de lijst van
goeuvernementsslaven in deel 1).
FELISTER;
De
twee eerste lettergrepen Feli zijn terug te vinden in de naam Felixiana en de laatste lettergreep ster wordt weergegeven met het symbool x en deze letter zien we ook in de naam
Fexiana.
Felister
zou ook kunnen verwijzen naar Felix Curiel, die eigenaar was van het schip met
de naam Maria Louisa.
Interraciale huwelijken.
Na
honderd jaar met praktisch geen vermenging van rassen wordt na 1791 de situatie
anders na de overdracht van de slaven van de WIC aan het Gouvernement en de vrije
vestiging van personen.
Enkele
voorbeelden van interraciale huwelijken:
1848 Martis Trinidad x Anna Theresa Sabel (Janga).
1859 Eduard Schermer x Amalia Emer.
1863 Lucas Pourier x
Mercelina Janga.
Lucas Pourier was een zoon van
Pierre Pourier die de stamvader werd
van het geslacht Pourier op Bonaire.
1867 Christoffel Salsbach x Elisabeth Coffie, een slavin die op Curaçao werkte
en op Bonaire de stammoeder werd van
de familie Salsbach.
1899 Casper Lodewijk Neuman x Louisa Leolyda Janga.
Vermenging
met het Indiaanse ras. Nakomelingen van dienaren van de WIC, zoals Daal ,Semeler,
Boekhoudt en Thode trouwen met indiaanse vrouwen en brengen een nieuwe
generatie van mestiezen in de gemeenschap.
Behandeling
van bonaireaanse slaven.
Als
we kijken naar de situatie van de slaven van de WIC in de periode vóór 1800
valt het op dat de nieuwe bonaireaanse bevolking drie generaties alleen bezig geweest
is met veeteelt voor eigen voeding en voor export naar het garnizoen te Curaçao.
Gebieden met watervindplaatsen als Fontein, Seroe Moreno en Dos Pos (Twee
Putten) waren geschikte plaatsen voor veehouderij en landbouw.
In
1762 waren er op het eiland 250 koeien, 1165 kabrieten, 465 schapen en 350
paarden. In 1780 waren te Fontein 103 koeien en te Seroe Moreno 634 schapen en
830 kabrieten.
Er
is geen enkel bewijs dat er vóór 1800 mishandeling van slaven en misbruik van
vrouwen plaats vond
Na
de overdracht in 1791 wordt de slavenbevolking gedwongen in de zoutpannen te
werken en daarmee kwam er plotseling een einde aan het rustige leven. In de nieuwe
establissementen Guatemala, Mexico en Amboina wordt gestart met de productie
van mais, cochenille en aloë voor de export.
De bevolking wordt voor het eerst geconfronteerd
met werkzaamheden onder verschrikkelijke omstandigheden. Enkele slaven die
kennis hadden gemaakt met Curaçaosche plantagetoestanden begonnen te ageren.
De slaaf
Martis van Cathalina Janga, die eerder gewerkt had te Curaçao en in 1834 in
Suriname, wordt aangemerkt als voorvechter van de afschaffing van de slavernij (zie
Boi Antoin). Mijn inziens moet hij eerder
gezien worden als tegenstander van de invoering van deze inhumane vorm van slavernij
te Bonaire.
Auteur:
Drs. John Gerard Schermer
Rincon, Bonaire, 1935
HBS-B, Radulphus College, 1957
Doktoraal Biochemie, Rijksuniversiteit Groningen, 1975
Hoofd afd. Klinische Chemie van het
Landslaboratorium te Curacao
Bestuurslid van de stichting:
Vrienden Centraal Historisch Archief
te Curacao,
FAROW, Fundashon Antilliana Rendu-Osler-Weber,
FEBON, Ensiklopedia di Boneiru.